kever
soms liep ik wel eens door
als duisternis via sliertige takken
naar beneden dreigde te vallen.
maar na die ene keer
toen ik een deuk liep in jouw pantser
heb ik altijd even gewacht
voor de tunnel
of jij weer op mijn arm kwam.
ik vroeg jou of je bloed
zo zwart was als je schild
of je val uit hoge bomen
een vlucht was naar beneden
of licht voor jou een kleur had
in je donkere ogen.
maar na die ene keer
zag ik je nooit meer terug.
mijn hoop laat mij steeds wachten
en toont mij dan dit zicht.
het zwarte gat voor kleuren
een tunnel door het licht.