door het donker worden wij omvaamd
in de schaduw van het godshuis
zo midden in de nacht
als de mantel der liefde
onze honger poogt te stillen
lampjes als geniepige oogjes
loeren naar onze strelingen
van ongewende toenadering
tot elkaars warmte en diepe schatten
willen we komen jij en ik
aan de rand van onze afgrond
in de schaduw van het godshuis
ik verwacht elk moment iets
een ingreep van hogerhand
omdat juist ik zo stellig vernietigend
oordeel over hen die ons willen leiden
op weg naar perfectie
de weg naar het paradijs
ik verstevig mijn omhelzing
in de schaduw van het godshuis
trek je nog dichter tegen me aan
als jij plots begint te trillen
je gezicht vervaagt in een verstard gelaat
je steunt en schokt terwijl je adem mij verwarmt
kronkelend verbreek je ons
vlak voordat je benen je niet meer dragen
je valt recht voor mijn voeten
voordat mijn hulp zich aan jou openbaart
sta je alweer naast me en fluistert
lieve woordjes van dankbaarheid en genot
ik ga vaker ageren tegen de goden