U ziet in mij uw broer, uw vader,
uw vriendje van weleer misschien.
U kijkt naar mij vol twijfel, angst,
bijzonder schalks maar u kunt zien.
Het ruikt niet naar uw pudding vroeger,
uw vlaai, uw maaltijd voor een feest.
Ik ruik kapot gekookte groente
maar dit is wat uw hoofdje leest.
Uw bovenkamer is geen kamer,
geen zolder, serre om te zitten.
U komt er enkel om te turen,
uw levensfilm tijdens het pitten.
Ik speel geen rol nog in uw slaap
mijn scènes zullen ooit wel komen.
Ik zie uw knoopjes van heel vroeger.
Verzet u niet, geniet uw dromen.