Leipe Pipo – deel 11

In Fictie, Heerlen door Nancy Bastiaans-LommenPlaats een reactie

Leipe-Pipo-deel11

Na een mysterieus telefoontje gaat Rechercheur de Jong samen met Veronique op pad. Ze treffen de beller op de parkeerplaats van Auberge de Rousch.
Het is verpleegkundige Frans Tervoort die hen opwacht. Buitengewoon nerveus vertelt hij, dat hij dokter Stevens betrapte op het neuzen in de persoonlijke spullen van Kel. Hij zag dat de dokter iets weggooide. Frans viste het vervolgens uit de vuilnis en overhandigt het nu aan Erik.

Erik steekt de kaart in zijn binnenzak. ‘Was Kel maar aanspreekbaar, Viek. Deze stinkende zaak glipt ons uit onze handen. Wat moet onze baas met Joppes ID? ‘Sentiment, Erik? Ze waren tenslotte ooit goed bevriend.’ Erik schudt zijn hoofd en slaat Frans gade. Een luidruchtige groep gasten van de Rousch komt de parkeerplaats op en waaiert uit naar hun auto’s. Frans stapt achteruit en verschuilt zich achter een struik. ‘Kijk hem nou. Waar is hij bang voor? Een nieuwsgierige dokter? Er is meer aan de hand.’ Erik stapt op Frans af. ‘Meneer Tervoort?’
‘Sst.’ Hij werpt Erik een verwijtende blik toe en zoekt nu volledige bescherming bij de struik. Erik buigt zich naar hem. ‘Ik zou u graag morgenvroeg willen spreken. Half elf op het hoofdbureau,’ fluistert Erik. Frans schudt en knikt zijn hoofd afwisselend, pulkt aan zijn baard en stamelt niet te verstane woorden.

‘Morgenvroeg stipt half elf op het bureau.’ zegt Erik resoluut en draait zich weg. ‘Kom, lie …, collega,’ verbetert hij zichzelf, slaat het autoportier dicht en start de auto.
Veronique klikt de gordel vast. ‘Volgen?’ ‘Je raadt mijn gedachten, lieverd.’ Erik ziet haar bleke gezicht weer kleuren. Het liefst nam hij haar nu mee naar huis. Beelden van wat dan gebeuren zou schieten door zijn hoofd, zijn lichaam reageert. Af, denkt hij en proest het uit.
‘Wat is er? Waarom lach je?’
‘Nee, niks, laat maar. We moeten gaan. Tervoort rijdt weg.’

Ze volgen de verpleegkundige naar de Heerlerbaan waar hij afslaat naar het Roda-stadion. Veronique zoekt zijn adresgegevens op. ‘Hij woont midden de stad. Wat moet hij hier?’
Erik parkeert de auto twee rijen achter die waar Frans zijn auto zet. Het is tegen sluitingstijd en om hen heen rijdt de ene na de andere auto weg.
‘Shit, zometeen ziet hij ons, Erik.’
‘Het is oké, hij loopt van ons weg.’

Erik en Veronique stappen uit. Frans verdwijnt om de hoek. Ze versnellen en blijven bij de hoek staan. ‘Hij gaat bij het hotel naar binnen, Erik. Wat doen we?’
‘We wachten in de auto. Zodra hij terug is gaan we na wat hij daar te zoeken had.’

Terug in de auto turen ze gespannen door de voorruit naar een teken van Frans. Na een uur veert Veronique op. Ze trekt aan de deurhendel. ‘Daar is hij.’
Erik legt zijn hand op haar arm. ‘Wacht, tot hij vertrokken is.’

Ze zakken onderuit in hun stoelen en kijken hoe de schichtige verpleegkundige zich naar zijn auto beweegt. Voordat hij instapt kijkt hij hun kant op. ‘Vlug, kus me.’
Veronique buigt zich naar hem toe. Haar lippen raken de zijne. Verstrengeld in de uitbarsting van zijn opgekropt verlangen vergeet Erik alles om zich heen.

Over de schrijver

Nancy Bastiaans-Lommen

is geboren en getogen in het centrum van Heerlen. Tot haar 36e heeft ze er gewoond en ook voor een groot deel haar werkzame leven als adviseur personeelszaken doorgebracht. Zo'n tien jaar geleden besloot ze met haar man de rust op te zoeken in het nabij gelegen Wijnandsrade. Inmiddels is ze teruggekeerd naar de stad waar haar hart ligt, Heerlen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.