De Jong is, zoals hem is opgedragen, gestart met een onderzoek naar de leden van de ‘And’re Hazes Band’. Hij begint bij de gitarist die honderduit vertelt maar niets van wat hij zegt, wijst op onrust binnen de band. Na afloop van hun optreden is hij direct naar huis gegaan. Zijn vriendin Rian bevestigt dit.
‘Kel, De Jong hier. Ik kom net bij de gitarist vandaan. Er lag een pakje snaren onder zijn stoel. De kat viste het onder de stoel vandaan. Ickenroth verbaasde zich omdat het pakje was aangebroken en een snaar miste. Wat? Bij de rest van de band hetzelfde? Hebben ze zichzelf gemeld? Op het bureau? Oké, ik kom eraan.’
In verhoorkamer één zit Kel met de heren van Wijk en Tom Feijen. De blazerssectie. Op de tafel liggen een drietal aangebroken pakjes met verschillende type snaren. Erik zet zijn vuisten op tafel en kijkt André, die bijna stikt van het lachen, vragend aan. ‘Jezus André, wat is er met jou aan de hand? Sinds wanneer is een moord grappig?’ Trombonist Joep van Wijk kijkt De Jong brutaal aan en zegt: ‘Saai.’ André, die zichzelf net heeft herpakt, schiet opnieuw in de lach. Hij staat op en legt zijn hand op Eriks gespannen schouder. ‘Kom we gaan even de gang op.’
‘Godver Kel, waar slaat dit op?’
‘Ik weet het, sorry. Ik ken de trombonist goed. Het lijkt me beter dat jij het verhoor overneemt. Vraag Nicolette erbij. Ik ga naar de locatie waar ze gister hebben opgetreden.’
Café Hazus ligt op loopafstand. Kel, slentert langs de etalages. De motregen wast de glimlach van zijn gezicht. Als hij bakker Bart voorbijloopt verkrampt zijn maag. Het lijkt zolang geleden dat hij hier met Joppe zat maar niets is minder waar. In plaats van zijn weg naar het café te vervolgen, besluit hij links af te slaan. Hij wrijft door zijn natte haar als hij bij Hairmatterz naar binnenloopt.
‘Ha schat. De hoogste tijd zie ik. Je hebt geluk, ik heb toevallig tijd,’ Peggy pakt zijn jas aan en begeleidt hem naar de stoel. ‘Zullen we die uit de hand gelopen stoppelbaard ook maar even onderhanden nemen?’ vraagt ze en knoopt de beschermdoek om zijn nek. ‘Fijn Peggy, dat je even tijd hebt. Zeg, was jij toevallig gister in Café Hazus?’ (wordt vervolgd)