Het was op deze plek
waar de lamgeslagen bokser
na zijn gevecht in de onderste
regionen van de onderafdeling
zijn hoofd stootte, niet voor het eerst
die avond, die maand, dat jaar
Het was rond deze tijd
dat zijn vurig verlangen
naar het warme bed
plaatsmaakte voor iets
van verwondering
en een besef van hersenen
“Waar heb ik al die klappen
die mijn lichaam geselden
precies voor opgevangen
als zelfs deze lege huls
vol gebakken lucht mij
de weg naar huis verspert”
“Men heeft op mij gewed
als op een dravend paard
dat met oogkleppen op
voortstuwt puur op het gejoel
en de aanmoedigingen
van slechts belanghebbenden”
“De kleding die de elite draagt
is rood van gesmolten pluche
zit al te lang en al lang te krap
om de volgevreten rondingen
van de onomstotelijke lijven
bol van egoïstisch leiderschap”
En terwijl de bokser dit besefte
wist hij dat de onnodige strijd
verloren was gegaan in het tumult:
“van de opspelende haantjes
en hun narcistische neigingen
ben ik snel voorgoed verlost”