Op de praalwagen ligt nog een slachtoffer. Het is Pamela die vermist werd. Het licht dat haar bescheen is weer uit waardoor Kel en het team niet de gelegenheid hadden om te zien of ze nog leeft. Kel probeert kalm te blijven en vraagt ‘de nepper’ om een verklaring. Die reageert niet behalve dat hij zijn dreigement om de boel op te blazen kracht bijzet door zijn duim op de knop te plaatsen. Uit de luidspreker komt de vervormde stem die Joppe en Kel wijst op hun omgang met vrouwen. André krijgt een ingeving. Hij vraagt De Jong naar de tekst op het briefje dat de dader in de bloemenwinkel achterliet. De Jong laat het hem zien.
‘Een hart verwelkt door geuren, zo zoet
Doornen van mij en de bloem? Zij bloedt’
‘Kijk Joppe, die eerste zin, komt je die niet bekend voor?’, vraagt Kel.
Joppe leest, maar Kel ziet de paniek in zijn ogen en het onvermogen zich te concentreren. Hij geeft hem een hint: ‘Denk aan het zwemmen vroeger in het Sportfondsenbad en in de zomer bij Terworm. De gedichten in onze zwemtassen?‘ Joppe schudt zijn hoofd en raakt nu nog meer in paniek omdat hij geen flauw idee heeft waar Kel het over heeft.
Kel richt zich weer naar De Jong en zegt dat de dader een spelletje met ze speelt. ‘Zoek uit waar de echte Van de Maessen zich bevindt en wie zijn vrouw of exen zijn. Hij of zij wilde hem treiteren door hem erbij te betrekken maar de echte woede is op ons gericht. Als we meer over zijn achtergrond weten en de link naar ons verleden, weet ik hoe we hier verder kunnen. Schiet op’.
De tijd verstrijkt langzaam. Joppe probeert uit alle macht een teken van leven van zijn vrouw Diana te krijgen. Zij reageert niet en ook Pamela is stil. De Jong is nog niet terug en de stem uit de luidspreker meldt na eerst nog wat losse kreten over wraak en verdiende loon dat de inspanningen van Kel tot niets zullen leiden. ‘We vliegen samen de lucht in en de bloemen zullen bloeden’, klinkt over het terrein gevolgd door de opdracht dat Joppe voorop de wagen moet klimmen. Kel knikt dat hij moet doen wat gevraagd wordt.
De Jong komt het terrein op en reikt Kel een fotoboek aan. Ze bladeren door het boek en dan ziet Kel waar hij al bang voor was. De Jong zegt: ‘Hè, zie ik dat goed? Dat is toch…’? Door de luide knal die volgt en de rook die hen de adem ontneemt, krijgt Kel niet de kans te antwoorden. (wordt vervolgd)